Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [41]Zo waart gij versierd met goud en zilver, en uw kleding was fijn linnen, en zijde, en [42]gestikt werk; gij at [43]meelbloem, en honig, en olie, en gij waart [44]gans [45]zeer schoon, en waart voorspoedig, [46]dat gij een koninkrijk werdt. 41. Door al deze gelijkenissen, genomen van lichamelijken sieraad, nooddruft, schoonheid en voorspoed, wordt afgebeeld de overvloed der geestelijke gaven, waarmede God het Israelietische volk boven andere natien verheven had, als daar waren de geving der wet, de openbaring van de hemelse leer, de gave der profetie, het priesterdom, de zuivere godsdienst, de wonderen, de hoop van het toekomende leven, enz. 42. Of, borduurwerk. 43. Versta onder de soorten van leeftocht hier verhaald, al wat nodig is tot onderhouding des levens en aangenaam tot deszelfs vermaking. 44. Hebreeuws, in zeer zeer. 45. Dat is, zeer aangenaam en van alle volken met verwondering aangezien. 46. Dat is, dat gij uw eigen koningen gehad hebt, die u regeerden. Of, gij hadt voorspoed in het koninkrijk; te weten meest onder de regering van de koningen David en Salomo. De koninklijke hoogheid was den Israelieten beloofd, Gen.17:6 en Gen.49:10.